Laarman (Johannik of Jannink)

Dit is het huis in Daarle, waar Hendrika Johanna Plaggenmars-Laarman geboren is.

Kadasterkaart opent zich in een extra tabblad.
Dat betekent ook dat U eerst het tabblad sluit voordat U verder gaat

Kadasterkaart Gemeente Hellendoorn Sectie A Daarle 1e blad La-01


Het erf Laarman wordt het eerst genoemd in het verpondingsregister van 1601, maar is veel ouder. Voorheen komt het voor onder de naam Johannink of Jannink. Onder deze naam wordt het erf het eerst genoemd in het jaar 1383.

Deze naamwisseling blijkt o.a. uit aktes van 1645 en 1664 uit het archief Rechteren betreffende de tienden van Roessing en van Groot en Klein Johanning of Laerman te Hellendoorn (Roessing lag in de buurtschap Hellendoorn. Johannink komt daar niet voor en Laarman ook niet. Het betreft hier dus het kerspel Hellendoorn, want beide erven komen alleen in de buurtschap Daarle voor). Dit blijkt ook uit een kopie opgesteld d.d. 29 december 1660 van het Extract uyt seeker olt Pagt Register des Huyses Almelo over het uytneemen van den Daerler Tiende ten tijde van Henr. van Rechteren, Heer tot Almelo Anno 1548. In dit register komt een Lambert Jannink voor en daar staat achter geschreven 'is nu Laerman'. Tevens wordt er een Johan Luyken vermeld, waar voor staat geschreven is mede een meijer (pachter) van Jannink geweest. In dit register staat genoteerd: Item Lambert Jannyck, 1 laeme genomen ende hefft opten stoeck, 2 laemen ende 8 verkens, 4 kallijven ende 5 imen ende 3 pont vlas, 1 gans, 1 hoen betaelt. (Laarman) Item Johan Luykens, 2 laemen, 1 verken genomen ende blijvet opten stoeck 5 kallijven ende acht imen ende gans ende hoen betaelt. Item 4 pont vlas, ende noch 3 verkens opten stock. (Jannink).

De naam Johannink of Jannink is afgeleid van de St. Johannes. Het erf is genoemd naar een heilige. Deze voormalige kapel lag 100 meter ten noorden van het erf Laarman. Deze kapel was waarschijnlijk gewijd aan de apostel Johannes en werden kapel en kapelaan waarschijnlijk onderhouden uit de opbrengsten van de erven Johannink .

De betekenis van de naam Laarman is een open plek in een bos, een bosweide (min of meer in langgerekte vorm). Vaak word het in verzwakte vorm geschreven als 'Ier'. Eigenlijk dus heeft Laar dezelfde betekenis als lo of le van Daarle. Dat betekent ook open plek in een bos, door rooïng verkregen. Duidelijk blijkt hieruit dat het woordje 'Lo' ouder is dan 'Laar'. Het één volgt het andere op. Bij 'Lo' ontstaat de open plek door rooïng en bij 'Laar' is er al en open plek en is de rooïng al lang geleden geschied. Uit het bovenstaande kan men konkluderen dat de nederzetting Daarle is ontstaan door een open plek te maken en op deze open plek werd later de hof gesticht.

Als men bedenkt dat het erf Laarman in later tijd de Hof van de Marke Daarle was, wordt tevens duidelijk waarom rond het jaar 1600 de naamswisseling plaatsvond van Johannink in Laarman. De voormalige hof kwam namelijk heel waarschijnlijk voor onder de naam 'Pijpseler of 'Pipselar', waarbij het woordje 'ler'of 'lar' overeenkomt met 'Laar'man. Nu is het zo, dat rond de reformatie (1600) de kapel in verval is geraakt en verdwenen. Tevens heeft dan bovengenoemde naamswisseling plaats. Naar aanleiding van dit feit kan men rustig aannemen dat in deze woelige en onzekere tijd, met brandschattingen en plunderingen door Spaanse en Staatse troepen vanuit het kasteel Schuilenburg aan de Regge, de funktie van de Hof Pijpseler op de achtergrond raakte. De oorzaak blijft gissen, het kan zijn dat de familie die op de Hof zetelde, werd verdreven en dat zodoende deze in verval raakte of dat de Hof werd verwoest op enige restanten na.

Want in het paardenregister van 1602 is er naast het Laerman dat 5 paarden bezit, sprake van een Weerkamp met 3 paarden, en een Luicksen Bouhuis met 4 paarden. Genoemd bouwhuis is in bezit geweest van een familie Luijcken, waarvan een zekere Johan tevens pachter van het erf Jannink is geweest.(zie leenprotocollen van het Huis Almelo van 1548).

Het is mogelijk dat met het Weerkamp de voormalige hofplaats wordt bedoeld. In ieder geval was het latere Oolbrink Spijker en de Camer aan 't Bouwhuis de vervanger van genoemde Hof.

Zelfs in het vuursteden van 1682 is er nog sprake van een bij het erf Olbrinck gelegen Bouwhuis met dezelfde eigenaar als het Olbrinck, n.1. de wed. Cloester, vrouwe van Schuilenburg, met als notitie 'staat ledigh' en de Camer soo voornoemde Cloester ant bovenstaande huys is hebbende een schoorsteen.

In het vuursteden van 1751 staat bij het Oolbrink Spijker 'dit spijker is ook weggebroken (evenals Oolbrink). Waarschijnlijk is het zo dat de familie Luicken die rond 1550 pachter van het Bouwhuis was, tevens pachter van het Jannink is geweest en waarschijnlijk op dezelfde tijd. Omdat die vermelding er in 1660 is bijgeschreven heeft de familie het bouwhuis toen al verlaten en is vanwege de leegstand, het bouwhuis rond 1680 gêheel vervallen en rond 1750 was alles afgebroken. In het begraafboek van Hellendoom staat het volgende geschreven:

"Op den 21 january 1622 is Luicken ten Haves dochter tho erden bestadet, wonende te Darle, und is verdroncken". Omdat het oorspronkelijke erf ten Haeve vanaf ca 1600 Heuver wordt genoemd en er rond 1622 geen bewoner Luicken bekend is heeft deze begrafenis geen betrekking op het erf Heuver. Alhoewel aan het erf Laarman waarschijnlijk wel in de loop van de 17e eeuw het erfmarkerichterschap is verbonden en Hof wordt genoemd, heeft het nooit Ten Have geheten, zeker niet in deze tijd. Tevens woont er begin 17e eeuw Hendrik Eskens, deze is rond 1675 overleden als Hendrick Laerman.

Omstreeks deze tijd (1669) komt er een huwelijk voor van Luken Jansen Oolberinck als bewoner van het erf Oetbrink en waarschijnlijk een kleinzoon van genoemde Luiken. Daarom is het zo goed als zeker dat bovengenoemde Luicken bewoner is van het op de oude Hofplaats gelegen bouwhuis met Spijker nabij het erf Oetbrink. Zijn vader Johan is eerst pachter geweest van het Johannink. Blijkbaar oefent het Spijker met bouwhuis nog de funktie van 'hof' uit, vandaar de naam ten Have.

In het schattingsregister van 1400 is de bewoner Johan Johanning en in 1427/1429 Henrick Johanning. In 1433 wordt het niet genoemd, wel een Henrick van Tijmen, de eigenaar is dan Wolter van Covorden. In 1445 Herman to Johanning en in 1457 Lambert Johanninck en Herman Johanninck. In 1474 Henrick ende Lambert to Johanning en in 1490 Luydeken to Johannynck en Johan Lubbertsoen.

In 1520 wordt Johan Luyckenssoon op Johanninck geschat op 13 mud rogge. Johan Lubbertssoon to Johanninck toebehorende des mullers *) heft hie in pagte voir 15 mud rogge. Dus sinds het jaar 1457 is er sprake van twee erven Johannink.

 

In het archief van Rechteren komen verschillende aktes betreffend het erf Johannink voor:

18 mei 1412: Wolter van Coeverden verklaart onder ede dat hij binnen 8 dagen nadat hij zal zijn aangemaand, als de bisschop van Utrecht aan deze zijde van de IJssel, waar Deventer ligt, zal zijn gekomen aan de bisschop ten behoeve van zijn broer Roelof van Coeverden en diens vrouw Lutgert, in leen zal opdragen het vruchtgebruik van het erve Johanning te Daarle met de halve tienden te Daarle, waarvan de andere helft reeds aan hem toebehoort, met als bepaling dat als Lutghert haar man zal overleven, zij de helft van dit vruchtgebruik zal behouden.

1440,  Eigendomsbewijs voor Sijmon van Schuylenburch voor het erf Johanning, afkomstig van   Reynold Hake.

1439,  14 July - Johan van Eghen, richter te Helendorn oorkondt dat de gebr. Derck, Reynolt, Aleff en Johan van Covorden hebben verkocht aan Reynolt Hake het goed Johannynck. gelegen in de buurtschap Daerle.

1440,  8 maart - Reynolt Hake draagt Sijmon van den Schulenborg over den eigendom van het erf Johanninck gelegen in de buurtschap Daerle, kerspel Hellendoorn, hem aangekomen van de gebr. D. R. A. en J. van Covorden.

1557, 24 september - Everwijn Funcke, schout te Hellendoorn, oorkondt dat Johan van den  Boetzeler heeft verkocht aan Gaeken Geert zoon en diens vrouw Catrine een losrente van 6 mud rogge gaande uit het erf Johannynck te Daerle.

1570,  6 juny - Johann van denn Boetzelair erkent verkocht te hebben aan Wylboirt Schuermans een losrentbrief van 2 1/2 mud rogge 's jaars gaande uit het goed Johannynck in de buurschap Daerle.

Na het jaar 1600 komt Johannink niet meer als ervenaam voor, wel Laarman. Het is aan te nemen dat in dezelfde tijd, de hofrechten op dit erf zijn overgegaan, omdat de oorspronkelijke Hof was verdwenen. In het verpondingsregister van 1601 wordt het erf aangeslagen voor 15 mudde bouwland en 4 dagwerk hooiland. In de declaratie van de genuttigde of meegenomen goederen als gevolg van de inkwartiering der Staatse troepen in 1668, wordt het volgende opgegeven:
Laerman, 4 schapen, een ell fijn gaaren, 4 jonge verkens of biggen, een iseren pott, een panne, een paer hoosen en een paer schoenen een wullen kleet, totaal 44-17-:.

In het vuurstedenregister van 1675 heeft het Laerman 1 schoorsteen en geen oven, wel het Neurdink, samen met het Opganck en het Dubbinck (Bakhuis). In het vuursteden van 1682 heeft het Laarman een schoorsteen en een oven, als enige in de buurtschap, eigenaar is de heer van Berensouw (van Schuilenbug en Katenhorst). In het register van de 1000ste penning van 1694 wordt Laerman geschat op 1:10 In een register betreffend de Daarler grove en smalle tienden van 1797 wordt het erf getaxeerd op f. 6.-.10.-.

In het volkstelling van 1799 is Laarman, bouwman, zelf eigenaar en bestaat het gezin (incl. knechts en meiden uit 15 personen.

Verpondingsregister 1733: Laerman, eigenaar Caetenhorst contributie 22:16:-, verponding 20:5:6, rest -: 15:-, totaal 57:14:8. (het hoogste bedrag van de buurtschap) Bevolkingregister van 1748, Laerman: Hendrik Laarman en Geesje Alberts, kinderen boven tien jaar; Hendrik, Jan, Marrie en Grietjen, broer Jannes Jan, scheeper Hendrik Jan Helmichs. (gehuwd 23-5-1717: Hendrik Jansen Laarman te Daarle en Geesjen Alberts Mollink te Hardenberg) In het vuursteden van 1751 wordt het erf aangeslagen voor 1 vuurstede en 1 oven (de enige), eigenaar is de Vrouw Douariëre van Rechteren tot Mennegishave en er staat bij vermeld: de oven wordt door de buurschap betaalt.

28 november 1678: Hendr. Lud. Van Berensouw toe Catenhorst en Maria Elisabeth van Walpot toe Pappenheim leent 1900 Car. Guldens en nog 100 Car. Guldens van ontvangen winkelwaren van Joris Verhoeff en stelt als onderpand het vrije en allodiale erve Laerman genaamd gelegen in de bourschap Daerle so den meijer Nelis Jansen in gebruik heeft.

16 februari 1682: Rentverkopinge door Lodewijck van Berensouw en vrouw Maria Elisabeth Walpot van Bassenheim aan Goris Verhoef en Aleijda Hols een rente van zevenentwintig jaarlijks m.i.v. 15 december 1682, uit het vrij allodiale goet en erve Laermans te Daerle tegenwoordig gebruikt door meijer Netter Laerman. Deze rente is losbaar met een som van 540 Car. Guldens van 20 stuiver stuck.

9 mei 1736: Balthazar Muntz te Zwolle verklaart voldaan te hebben de kooppenningen van het erve Laermans te Daerel volgen executoriale verkoping van 18 july 1729 door generaal van Rechteren tot Mennigeshave.

24 oktober 1765: Momberstelling van Geertjen Leeffers van het Laermans over de kinderen Gerrit, Leefert en Jenneken in egte verwekt door Hendrik Hendriks van ’t Lammers. Mombers zijn Hendrik Laerman, grootvader van vaders zijde en Gerrit Leefers, oom van moederszijde.

21 juli 1778: Momberstelling door Roelof Willems van het Laarman, die wil trouwen met Jenneken Jansen, over zijn kinderen Hendrik, Gerrit en Willemiene bij wijlen Geertje Leeffers verwekt. Mombers zijn Gerrit Ulsens, aangetrouwde oom van vaderszijde en Gerrit Leefers Immink, oom van moederszijde.

9 februari 1780: Testament van Jannes Jansen van 't Laarmans, deze vermaakt alles aan de dochters van zijn broer Hendrik Laarman n.1. Marie en Grietjen Hendriks.

14 februari 1780: Nadere dispositie van Jannes Jansen Laarman, omdat het eerste testament is geannuleerd. Hij vermaakt 69 gulden aan Willempje Harmsen wed. van Harmen Hendriks op het Wittermars te Noordmeer. Aan neef Jan Hendriksen Maaneschijn, zoon van Hendrik Maaneschijn te Daarle 50 gulden. Zijn broer Hendrik Maaneschijn te Daarle de ene helft van zijn goed en aan genoemde nichten Marie en Grietje Hendriks de andere helft.

24 augustus 1780: Testament van Jannes Jansen van 't Laarmans.
De gereede goederen vermaakt hij aan zijn nichten Marie en Grietje Hendriks, dochters van wijlen zijn broer Hendrik Laarman aan ieder een som van 100 gulden. Aan Wilmpjen Harmsen weduwe van Harmen Hendriks op 't Westermars te Nortmeer een som van 69 gulden, zoals zij van hem in leen ontvangen heeft. Aan zijn neef Jan Hendriksen Maaneschijn, zoon van zijn broer Hendrik Jansen Maaneschijn 50 gulden, zoals hij van hem geleend heeft. Verder stelt hij tot zijn enige en universele erfgenaam zijn broer Hendrik Jansen Maaneschijn te Daarle.

2 mei 1782: Roelof Willemsen van het Laarman stelt wegens overlijden van Gerrit Willems als nieuwe momber over zijn onmondige kinderen aan Wolter Schuurs.

11 april 1806: Erschenen Roelof Laarman en Jenneken Jansen en hun meerderjarige zoon Gerrit Roelofs Laarman en maken een contract van alimentatie. De broers en zusters Hendrik Roelofs op 't Greevelman te Lemele, Gerrit Roelofs te Ommen, Willem Roelofs, Hermannes Roelofs en Janna Roelofs ieder 40 gulden.

4 mei 1876: Akte van koop en verkoop door 1. Gerrit Laarman, landbouwer te Beerze;

Onderstaand akte is in het bezit van de bewoners van het erf Hekman (fam. Bartels). De overgrootvader van de huidige bewoner van het Hekman, Mannes Laarman, woont ten tijde van de akte in 1876 nog op het erf Laarman. Hij is verhuisd naar het Hekman omstreeks 1880. In de akte worden twee erven overgedragen aan Mannes Laarman, het ene is het erf Laarman en het andere is waarschijnlijk het Hekman. Dit erf wordt dan waarschijnlijk verhuurd en de bewoner is Albert Huzen.

Hermannes Heuver en Hendrikje Laarman, landbouwers te Marie; 3. Hendrikus Laarman, landbouwer te Daarle; 4. Mannes Laarman, landbouwer te Daarle (Laarman), deze tevens gemachtigde van zijn broer Egbert Laarman, landbouwer te Holland in de staat Wisconsin, Verenigde Staten van Noord Amerika; 5. Jan Laarman, landbouwer te Wilsum in de provincie Hannover, Koninkrijk Pruisen; 6. Hermannus Pastink en Jennigje Laarman, landbouwers te Daarle (Nijhuis); 7. Jan Hendrik Laarman, landbouwer te Daarle, verklaren uit de hand te hebben verkocht en over te dragen aan hun broer Mannes Laarman, hun onverdeelde aandelen, voor elk 1/16 deel, allen tezamen voor 7/16 in de volgende onroerende goederen gelegen te Daarle, waarvan hun moeder Willempje Dubbink, weduwe van Gerrit Jan Laarman de helft behoord: negen percelen heide totaal 16 ha 36 are 17 ca; acht percelen weiland totaal 13 ha 16 are 90 ca; acht percelen bouwland totaal 5 ha 12 are 80 ca; één perceel veen 2 ha 23 are 60 ca; huis, erf en schuur 5 are 80 ca; schuur, erf en stal 43 are 70 ca voor de som van f. 5.140,00, aldus gedaan op het erve Laarman.

19 juni 1877: Verkoop goederen uit de erven Laarman en Kamphuis aan Derk Reefhuis perceel 1, erve Kamphuis, Albert Reefhuis perceel 4, Willem Schooten perceel 7 en 28, Jan Reefhuis perceel 10 (Hieronder zijn o.a. begrepen de boerenplaats Groot Hazelhorst, het plaatsje Enters en de gronden van het plaatsje de Moddejonge.

9 november 1898: Testament van Willem Laarman en Hendrika Kamphuis.

17 januari 1899: Inventaris Gerrit Laarman voor zich en zijn vijf minderjarige kinderen Gerharda Johanna, Hermannes, Berendina, Lefert, Hendrika Johanna Laarman, met Hermannes Braakman als toeziend voogd en Gezina Gerrits met Gerrit Gerrits te Ambt Almelo als toeziend voogd.

 

OPM: Hendrika Johanna Laarman (geb 12-05-1896) is op 13-06-1916 gehuwd met Lucas Plaggenmars (voor meer gegevens zie www.gjplaggenmarsch.nl

Een zoon van dit echtpaar huwde op 12-05-1949 met Hermanna Overweg, afkomstig uit de buurtschap ‘de Kruimers’ bij Daarle
De naam Kruimers komt van het erf 'Crumelhaeve', dat voor het eerst wordt genoemd in het schattingsregister van 1400, onder de Marke Daarle, in de buurt van het 'Huis to Opganhe'
(het latere erf 'Opganger'). Zie ook de geschiedenis van ‘het Overweg’.
Omdat het een grensgeval is, wordt het later ook onder de Dammark genoemd, buurtschap Marle en heeft dan de naam 'Kruymenhof'.
Bij de markeverdeling valt het onder de marke Daarle en inmiddels is het gesplitst in 'Groot en Klein Kromhof'. Ook andere boerderijen worden er na de markeverdeling afgesplitst, vandaar dat de buurt Kruimers wordt genoemd.
De boerderijen bestaan nog steeds onder de naam 'Grote en Kleine Kruimer'.

In het begraafboek van Hellendoorn staat het volgende over het erfLaarman: den 24 7 bris (september) 1611 Larman tho Darle
sijn huiszfrau im kinderbeth mit dem kinde gestorven in een fath gelecht unde den 25 7bris tho Hellendorn begraven.

Er hadden volgens het huwelijksboek de volgende huwelijken plaats:

5-1-1612 Hendriks Eskens en Greten Jansen.

Cornelis Warners s.van Warner Henr. te Linde en Marie Willems wed van Henrick Laerman te Daerle trouwen op 11-3-1677.

Jan Hendriks j.m. op Laarmans te Daarle en Hendrikje Hendriks j.d. op Herbrink te Stegeren onder Ommen trouwen op 24-7-1692.

Willem Hendriks wed. van Aaltje Egberts op 't Vennemans in 't Kerkdorp (H'doorn) en Hendrikje Hams j.d. dienende op Laarmans te Daarle. Trouwen op 16-10-1692.

Hendrik Hendriksen j.m. van Laarmans en Dele Wijten wed. van Jan Hendriks in 't Bouwhuijs den Dam trouwen op 25-6-1699.

Jan Janssen j.m. van Laarmans en Egbertjen Willems wed. van wijllen Esse Gerritsen op Borchuys trouwen op 13-3-1701 te Ham.

Gerrit Jansen j.m met Laarmans en Egbertjen Willems wed. van wijlen Jan Janssen op Borchuys trouwen op 5-8-1708.

Jan Hendriks j.m. woonende bij Laarmans en Fijtjen Hendriks j.d. van Berg Hendrik te Enter trouwen op 29-1-1713 te Enter.

Volgens de doopboeken had het erf de volgende bewoners:

  1. Jan Laarmans Jennechien geb. 8-1-1708; Hendrick geb. 1-5-1712; Hermen geb. 16-10-1718.
  1. Hendrik op Laarmans en Geesjen Alberts Hendrik geb. 23-2-1721; Marrigien geb. 5-9-1723; Gerrit geb. 11-11-1725;
    Jan geb. 15-4-1731; Grietjen geb. 1-1-1734.
  1. Hendrik Hendriks en Geertien Liefferts Gerrit geb. 19-5-1755; Lieffert geb. 1-11-1758; Jennechien geb. 1-3-1762.
  1. Roelof Willems (van het Schuurs te Marle) en Geertien Liefferts (hertrouw) Hendrik geb. 17- 8-1766; Gerrit geb. 21-5-1769; Wilm geb. 17-5-1772; Wilmijntje geb. 15-8-1773.
  1. Roelof Willemsen Schuurs (Marle) en Jennigje Jansen Camphuis nu wonende op Laermans  Garrit geb. 20-12-1778;
    Garrit geb. 2-4-1780; Hermina geb. 1-9-1782; Willem geb. 26-12-1784; Maria geb. 24-10-1790; Hermannus geb. 23-12-1792;
    Gerrit Jan geb. 6- 8-1797.
  1. Gerrit Roelofs Laarman en Hendrica Janssen Bosch (dochter van Jan Arens Bosboom of Weerts) Gerrit Jan 27-5-1807; Jennichje geb. 31-3-1809; Jan 21-7-1811; Hendrik geb. 29-10- 1815; Roelof geb. 17-8-1818; Jennichjen geb. 29-8-1820; Roelof geb. 27-7-1823.
  1. Gerrit jan Laarman en Willempje Dubbink. Gerrit geb. 1-11-1830; Hendrikje geb. 23-4-1833; Jan geb. 24-5-1838; Jan geb. 30-10- 1839; Mannes geb. 3-12-1841; Jan geb. 3-10-1843; Egbert geb. 15-8-1846; Jan Hendrik geb. 21-2-1850; Jennichje geb. 6-6-1851.
  1. Mannis Laarman en Johanna Kamphuis (dit echtpaar vertrekt naar het erf Hekman in Daarle) Willemina geb. 25-11-1878.
  1. Jan Tuinder en Alberdina Bod Arnoldus geb. 1-3-1881.
  1. Jan Teunder en Gezina Brouwer (hertrouw) Albertus geb. 31-7-1898.
  1. Albert Burger en Wilhelmina Koppelman (overleden) Mannes geb. 12-3-1914
  1. Mannes Burger en Gerritdina Johanna Laarman Albert Willem geb. >1-2-1939 enz.

Laarman was een gewaard erf voor twee waren en deze behoorden in 1829 toe aan Mevr. Van Mulert geboren van Palland en aan dit erf was het erfmarkerichteschap verbonden. Sinds ca 1600 fungeerde het als de Hof van Daarle, waar de erfmarkerichter en de goedsheren de markevergaderingen hielden.
Bij de verdeling der marke in 1845 zijn de eigenaren de erfgenamen van baron A.A.F. Mulert en de bewoner Gerrit Jan Laarman. Deze had 8 beesten, 8 ganzen en 150 schapen in de marke.
Mevr Mullert - van Palland heeft dan 8 ware en 1 huis.
Bij de aanslagen der veenakkers heeft het erf 1 akker van 12 treden.
Omstreeks 1880 wordt het erf verkocht aan de familie Tuinder. De familie Laarman vertrekt naar het naburige erf Hekman. Dat is de reden dat de huisnaam van het Laarman wijzigt in Tundert en de huisnaam van het Hekman in Laarman.

*) met des Mullers zou de bewoner van het erf Mollink mee kunnen worden bedoeld. Waarschijnlijker is in dit geval de eigenaar van Schuilenburg, omdat dit kasteel voorheen ter Molen werd genoemd. Muller of molenaar is overigens wel een vreemde benaming voor de eigenaar van een adellijk goed.

bron: het boek ’Daarle ontdekking langs erf, Esch en Wueste’ door B. D. Marsman